Bijl met houten heft. De steel loopt aan de kop breed uit. Hierin is een gat gemaakt waarin een kling van zwarte steen is bevestigd. Een bijl als deze werd door volwassen mannen gebruikt om hout te kappen of te splijten.

Sagoklopper van lichtgekleurd hout. Met de klopper wordt het merg uit de gekapte en gespleten stam van de sagopalm geslagen.

Sagoklopper van lichtgekleurd hout. Aan het dwarsstuk is een gevlochten rotan houder bevestigd voor de klopper. Deze is aan de slagzijde licht uitgehold. Met de klopper wordt het merg uit de gekapte en gespleten stam van de sagopalm geslagen.

Steel van een dissel (kniebijl), vervaardigd uit een stuk boomstam met zijtak

Bewerkte spatel van donker hout. In blad en steel zijn arabesken uitgesneden en ingekleurd met een zwarte kleurstof. Aan het uiteinde van de steel is een gestileerd mannenhoofd uitgesneden, waaraan drie houten schakels bevestigd zijn. Bedoeld voor het vormen en uitsteken van sagokoeken.

Scheplepel met dunne steel van lichtgekleurd hout. De steel is gestoken door een gehalveerde, uitgeholde kokosnoot, waarvan de rand gekarteld is.

Bewerkte zevenpuntige haarkam van lichtgekleurd hout, met aan boveneinde versiering van kwastjes van rood garen en koordjes met kralen.

Aantal losse kaurischelpen, onbewerkt. Gebruikt als betaalmiddel.

Tas in diagonaal kepervlechtwerk van palmbladrepen, afgezet met een bies van rood textiel doorlopend in een draagband. Dit soort gevlochten tasjes werden tot in de 1980's op de Kebarvlakte in het Vogelkopgebied gemaakt en o.a. gebruikt voor het bewaren van wat tabak. De draagband is gemaakt uit een rest 'kain sarong' (geblokt doek) of 'cawat' (rode stof; ook gebruikt als schaamlap) en loopt ter versterking aan de zijkanten van het tasje door.

Paradijsvogel (genus Paradisaea). Volwassen mannetje. Groene keel, goudkleurige kruin-, nek- en schouderveren, lange witte sierveren onder de vleugels. Overigens bruin.